Het Wilde Zelf

“Volgens papa is een zakmes niets voor meisjes. Maar ik wilde er toch één.” Bedachtzaam speelt ze met het zakmes in haar handen. “Nee hoor,” zeg ik. “Dat heeft je papa dan misschien niet helemaal goed begrepen. Een béétje vrouw heeft altijd haar zakmes bij zich.” “Echt waar?” haar ogen lichten op. “Ja hoor.” “Heb jij er ook één bij je?” “Jazeker. En ik loop naar mijn tas en vis mijn zakmes eruit.” “Kijk, de mijne is paars, want daar houd ik van.” Vlijmscherp is het, maar ze mag het even vast houden, in- en uitklappen en van alle kanten bekijken. Ik voel haar achting voor mij stijgen en glimlach in mezelf. Ook ik kreeg vele boodschappen als jong meisje over wat wel en niet voor mij als meisje bedoeld was. Ik was stil en braaf, haalde hoge cijfers en deed wat er van mij verwacht werd. Maar het liefst zat ik in een boom of lag ik in het gras, voelde mijn wilde oer-zelf, keek ’s nachts naar de volle maan in de hoop haar geheimen te ontraadselen of las boeken over heldinnen die de wijde wereld in trokken en zichzelf wisten te redden in de natuur. Daar heb je natuurlijk een zakmes voor nodig, om punten te kunnen snijden aan de pijlen voor je boog, en nog altijd heb ik zakmes en zaklamp altijd bij me, trek ik het liefst de wijde wereld in en droom ik van soep koken in oude kookpotten bij knetterende vuren. Ik liet haar meer zien dan mijn zakmes. Ik liet haar een stukje zien van mijn wilde zelf, van een vreugdevol, krachtig oer-vrouwelijk stuk, dat in iedere vrouw huist. Ik sprak tot haar eigen wilde ziel en kreeg antwoord. Ze herkende het. Dankbaar voor dit moment.