Soms ben ik net een moeder. Dat wil zeggen, dat ben ik ook daadwerkelijk, voor mijn zoon en dochter, maar daarnaast ben ik nog een andere moeder. Moeder van vele ongeziene, niet gehoorde en eenzame kinderen. Van kinderen die te jong groot moesten zijn, die moesten zorgen voor anderen nog voor ze voor zichzelf konden zorgen, die soms zelfs geslagen werden, misbruikt werden, en/of altijd weer te horen kregen dat ze dom waren, of onhandig, of te druk, te wild, te …. Kinderen die alles aanvoelden wat verzwegen werd, maar daar niets mee mochten of konden. Kinderen die zo ontzettend hard probeerden te voldoen aan alle eisen dat ze uiteindelijk de verbinding met zichzelf verloren. Die opgroeiden en nu niet meer snappen waarom ze burn-out raken, ongelukkig zijn, depressief of wat dan ook. Mijn hart bloedt soms voor al deze kinderen. Ik ontmoet ze in mijn inmiddels volwassen cliënten. Samen met hen kom ik ze tegen en leer ik ze kennen. Zorg ik dat ze er alsnog mogen zijn, precies zoals ze zijn. Dat ze vastgehouden worden. Veilig zijn. Geliefd zijn. Tranen stromen als ze eindelijk gezien en begrepen worden. Zoveel dat er dan alsnog geheeld kan worden. En wat een pareltjes zie ik dan tevoorschijn komen. Zulke sterke, prachtige, speelse, creatieve, wijze kinderen. Met zoveel liefde. Zoveel levensvreugde. Ik kan niet anders dan van ze houden. Van allemaal. En mijn cliënten kunnen, soms na even, ook niet anders dan hun eigen innerlijk kind weer omarmen. En gaan meer heel en met meer begrip en meer liefde voor zichzelf de deur weer uit.

Ik houd al die verloren kleine kinderen in ons, in jou, in mij, even vast. Ik geef ze een plekje in mijn hart, allemaal, en heb ze lief. Hulde aan je innerlijk kind. Het heeft zich dapper staande gehouden.